3/24/2019 0 Reacties C4Wikipedia aan het woord: ‘C-4 is een uiterst brisante kneedbare springstof, vooral gebruikt voor militaire demolitietoepassingen.’
Wiki-wiki-what? Brisante? Demolitie? Brisantie blijkt de kracht van een explosie, bepaald door de snelheid van de schokgolf na een detonatie. Ehm. Detonatie? Detonatie is de naam voor een specifieke vorm van explosie waarbij het reactiefront in het explosief zich sneller (tot wel 8 kilometer per seconde) voortplant dan de geluidssnelheid in die stof. Demolitie blijkt gewoon ‘sloop’ te betekenen. Samenvatting van Frauke: C-4 is een stofje dat dingen met orkaansnelheid opblaast en supersnel sloopt. Misschien kan ik een ienie mini klein beetje meer C-4 toevoegen aan mijn leven. En dan bedoel ik geen grotere vierde cervicale wervel, maar dat springstofje. Ik ben namelijk niet zo goed in slopen. Ook niet in exploderen. Liever maak, ik, creëer ik, verlief ik, verhef ik, vernieuw ik en houd ik veel te lang vast aan vergane liefdes en uitgeleefde gevoelens. In mijn woordenboek komt het woord exploderen ergens helemaal achteraan en in kleine lettertjes. Imploderen is wel een veelvoorkomende term; dit woord komt veelvoudig voor en vaak met grote letters. Want: hoe vaak ik mijn eigen lont niet heb aangestoken, mezelf heb opgeblazen en afgebrand. En daar dan weer lag, gesloopt in het slagveld van mijn eigen oordelen, zelfhaat en kritiekkanonnen. Boosheid voelt voor mij als falen. Mezelf laten kennen. Boos zijn voelt alsof ik geen huid heb. Alsof ik mijn naakte vlees blootstel aan de buitenlucht. Imploderen voelt veiliger. Dan doe ik het tenminste zelf. Als een samoerai die harakiri pleegt. Een strijder die, om zich maar niet te hoeven te geven aan de vijand, zichzelf doodt door een vlijmscherp lang mes in zijn onderbuik, daar waar de hara (ziel) woont, te steken. Ik heb dagboeken volgeschreven met zelfhaat, zelfkritiek, zelfveroordeling. Door mijn godvergeten gedachten op papier te zetten werd de pijn een beetje minder. Delfden de dolken minder diep. Gelukkig gaat het er al veel en veel gezelliger aan toe, in mijn binnenste. Toch zou ik zo graag meer als Kali zijn. Of als een kleuter. In de Hindoe mythologie was het eens oorlog op aarde. De glansrijke goden tegen de donkerste demonen. Het was zo’n hevige strijd dat de goden dreigden te verliezen, omdat er met elke druppel demonenbloed die er op de aarde neerkwam een nieuwe demon verscheen. De wereld dreigde ten onder te gaan, in chaos te vervallen. Durga, godin van zachte vrouwelijkheid zag dat er wat meer nodig was dan wat lieve woorden om de wereld te redden en uit haar voorhoofd kwam Kali. Kali was verliefd op de waarheid en het maakte haar razend dat een stel demonen eraan tornden. Zij ontstak in toorn, slachtte de duivels, ving hun bloed op in een kommetje en dronk het op zodat er geen nieuwe demonen meer kwamen. Echter, het bloed maakte haar dronken. Maakte dat ze niet meer kon stoppen met slachten. De goden stonden erbij en keken naar de uitgestulpte ogen van Kali en de steeds langer wordende ketting van gedode demonenhoofden aan haar nek. Zij hoorden haar strijdgebrul, voelden haar toenemende bloeddorst en dachten: dit gaat goed. Ze riepen Shiva, Kali’s man, die haar allereerst probeert te stoppen met mooie woorden, een dansje, een leuk voorstel. Maar Kali was blind. Pas als Shiva voor haar gaat liggen met zijn kwetsbare buik omhoog, en Kali bijna op hem stapt, wordt ze wakker uit haar bloeddorst. Durga staat symbool voor het altijd aardige in ons. Lief en aangepast, maar niet in staat te strijden. Kali is onze oncontroleerbare woede die de wereld kan redden, maar waar we als de dood voor zijn. Zonder Shiva is Kali verwoestend. Samen met Shiva is Kali het medicijn wat de wereld en wijzelf nodig hebben. Shiva is niet je rationele geest maar de ruimte waarin gedachtes opkomen en ondergaan. Shiva is je verruimde bewustzijn, je aanwezigheid, je stilte. Als kleuters boos zijn, zijn ze boos. Ze schamen zich niet voor hun tranen. Ze schamen zich niet voor hun pijn. Zij schamen zich niet voor hun roodaangelopen gezichtjes. Ze schamen zich niet voor hun geschreeuw. Ze schamen zich er niet voor om egoïstisch te zijn. Ze schamen zich niet voor hun woede. Ze schamen zich niet voor hun onaangepastheid. Nu zeg ik niet dat ik een onaangepaste, schreeuwende, bijtende kleuter wil worden noch een godin met vampierachtige ambities. Wel graag een strijdster van de waarheid. Een strijdster tegen onrecht. Liefhebster van het leven. Eén van de redenen waarom dit zo lastig voor me is geweest is dat het lastig samengaat met mijn geweldloze ‘leef en laat leven’ yogafilosofische gedachtengoeden. Maar na drieëndertig jaar heb ik het door. Ahimsa; geweldloosheid, gaat niet alleen over gebrek aan dierenleed. Gebrek aan gevecht. Gebrek aan emotionele gewonden in mijn omgeving. Geweldloosheid gaat allereerst over, je raadt het misschien al: mijzelf. Want als ik in mijn bewustzijn geen ruimte geef aan strijdbaarheid kunnen mijn demonen, oftewel mijn zelfhaat, innerlijke conflicten, illusies van afgescheidenheid en onbegrip mijn wereld overnemen. Een leraar heeft mij ooit gezegd: Frauke, je mag nooit meer denken: ‘Wie ben ik nu?’ Vertaald naar dit verhaal herhaal ik hem hardop: Ik mag niet meer denken: ‘Wie ben ik om uiterlijke en innerlijke oorlog te stoppen?’ Want ik ben wie en wat ik wil zijn. En wat ik wil zijn is iets meer Kali. Iets meer onbezonnen ‘Kleuter’. Iets meer brisantie. Iets meer C-4.
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |
AuteurFrauke, 33 jaar Archieven
Juni 2019
Categorieën |